ICT : Onderhoud
Enen en nullen gebruiken om het spoor te onderhouden? Dat kan. ICT helpt ProRail bij het vinden van problemen op het spoor en -belangrijker- het zoeken naar oplossingen. Data laat ons leren over het spoor. Zo worden we beter.
Datagedreven monitoren
Voorkomen is beter dan genezen. Als ProRail wachten we dus niet tot iets stuk is voordat we het repareren, maar monitoren we de staat van onze spoorinfrastructuur goed. Dat doen we meer en meer datagedreven.
Een voorbeeld: om te beoordelen hoe het spoor erbij ligt, rijden er twee keer per jaar zogenaamde meettreinen overheen. Die moet in de bestaande dienstregeling gepland worden. Dat kan slimmer, dachten we bij ProRail. Er ríjden immers al heel wat treinen over ons spoor. De afgelopen jaren deden we proeven met de reizigerstrein als meettrein: de trein ‘kijkt’ naar onze infrastructuur. Zo verzamelen we nu dagelijks informatie over de staat van dwarsliggers en spoorstaven. En weten we dus tijdig of ergens onderhoud nodig is.
Andersom doen we het ook: de infrastructuur ‘meet’ de trein. Op verschillende plekken hebben we camera’s opgehangen die zien of de pantograaf van een voorbijrijdende trein in orde is. Andere camera’s zien de wielen en meten de dikte van remblokken van goederentreinen: Zijn die nog in orde, of moeten ze nagekeken worden?
Data die praat
Een monitormix. Dat is de visie van ProRail waar programmamanager innovatie Paul Kootwijk graag een bijdrage aan levert richting de toekomst. “Een heel palet van de reizigerstrein als meettrein, sensoren op onze assets, misschien wel drones en satellietdata. En die mix van data direct kunnen toepassen. Zodat wij weten dat het spoor binnenkort onderhoud nodig heeft en dat slim kunnen inplannen. Zodat de Meldkamer Spoor een melding krijgt als er nu meteen wat moet gebeuren. En vervoerders niet meer afhankelijk zijn van iemand die ’s nachts buiten staande in de ballast moet turen om te zien of een pantograaf kapot is. Als de data straks direct praat, levert dat veiligheid op. We voorkomen schade aan de infra en dus hinder voor reizigers.”
Meten is weten
Tot slot gebruiken we infrastructuur om infrastructuur te meten. Klinkt ingewikkeld, maar het komt erop neer dat we ergens sensoren plaatsen die op één plek heel veel data verzamelen. Op een onderstation bijvoorbeeld. Zo’n station zorgt voor elektriciteit op het spoor. De sensoren sturen elke minuut informatie door over het energieverbruik. Zo zien we over de lange termijn hoeveel stroom en spanning er door de kabels gaat. Wat de impact is van een zware goederentrein, een optrekkende reizigers trein, hitte, regen, twee treinen tegelijk enzovoorts. Deze data helpt ons om in te schatten of de infrastructuur klaar is voor toekomstige ontwikkelingen. Of dat er onderhoud nodig is.
We doen ook tests met sensoren op plekken waar het risico op een spoorverzakking groot. Bijvoorbeeld omdat het spoor op een drassige bodem ligt. Die sensoren plakken we op dwarsliggers. Door om de vijf dwarsliggers een sensor te leggen krijgen we een soort ‘kralenketting’ die aangeeft hoe het spoor reageert op langsrijdende treinen. Een interessante technologie voor plekken met een slechte ondergrond óf waar dassen en bevers onder het spoor kunnen graven. Als we deze informatie automatisch binnenkrijgen, kunnen we tijdig ingrijpen.