Het weer : Winter
Het spoor is kwetsbaar voor sneeuw en vorst. Daarom nemen we maatregelen om het spoor zo goed mogelijk te wapenen tegen winters weer. Dat doen we tijdens de winter, maar ook al daarvoor.
Aangepaste dienstregeling
Wordt er sneeuw of vorst voorspeld? Dan kunnen ProRail en vervoerders uit voorzorg de dienstregeling aanpassen. Dat betekent bijvoorbeeld dat op veel plekken treinen elk half uur rijden in plaats van elk kwartier of elke tien minuten. Welke dienstregeling in welk gebied mogelijk is, is afhankelijk van het weer. Hoe slechter het weer, hoe minder wissels beschikbaar zullen worden gesteld. Dan kunnen er minder treinen rijden en reizigers moeten vaker overstappen.
In een aangepaste dienstregeling is ruimte om eventuele vertragingen op te vangen en het treinverkeer om te leiden. Zo voorkomen we dat een lokale verstoring het treinverkeer in grote delen van het land ontregelt. Door minder wissels te gebruiken is er minder kans op wisselstoringen. Bovendien houden we zo meer mensen over die een eventuele wisselstoring kunnen oplossen.
Bij extreem slecht weer kunnen ProRail en vervoerders besluiten een ‘nooddienstregeling winter’ uit te voeren. Dan zijn nog maar 500 wissels (15 procent van het totaal) beschikbaar en rijden er heel weinig treinen. Reizigers worden dan opgeroepen thuis te blijven, maar mensen voor wie het echt noodzakelijk is kunnen dan nog met de trein reizen.
Voorbereiding op winterweer
Om het spoor bereikbaar te houden bij winterse omstandigheden, hebben NS, ProRail en de regionale vervoerders nieuwe plannen gemaakt voor de dienstregeling bij (extreem) winters weer. Zowel op landelijk als regionaal niveau kan de dienstregeling worden aangepast, zodat er meer ruimte ontstaat om eventuele problemen op het spoor snel op te lossen.
Crisisteam ProRail en vervoerders
We passen de dienstregeling alleen aan na uitgebreid meteorologisch advies van het Operationele Controle Centrum Rail (OCCR). Dit doen we op basis van meteorologische informatie vanuit het weerbureau. Dit centrum is een samenwerking van ProRail, vervoerders en spooraannemers. Het weerbureau van het OCCR houdt de weersverwachtingen nauwlettend in de gaten en werkt samen met Weerplaza en het KNMI.
Gladheid op perrons
Sneeuw en vorst kunnen voor gladheid zorgen in en om stations, vooral op perrons. Daarom strooien we bij winters weer op veel stations zand, zout of dooikorrels. Bij sneeuw zorgen we dat perronranden, looppaden en de toegangswegen sneeuwvrij zijn.
Paraat
Het kan gebeuren dat een trein onderweg strandt door winters weer. Dan willen we voorkomen dat reizigers lang in de gestrande trein moeten verblijven. Hiervoor worden locomotieven ingezet om gestrande treinen weg te kunnen slepen.
Verwarmen van wissels
Sneeuw vergroot de kans op storingen aan wissels. Wissels kunnen bevriezen of blokkeren door ijs en sneeuw. Zodra het koud wordt, verwarmen we daarom 5000 van de ruim 7000 wissels met wisselverwarming. Daarnaast graven we veel wissels uit. Sneeuw en ijs blijven dan niet op de wissel liggen maar vallen erdoorheen.
We testen onze wisselverwarming voor de winter. Zo zorgen we dat de wissels goed voorbereid zijn op de winter.
Anti-icing onder de trein
Soms hecht sneeuw zich aan de onderkant van treinen en vormt het een ijsblok. Als de ijsblokken vallen, kunnen treinen beschadigen en wissels blokkeren. Om dat tegen te gaan, besproeien we in de winter de onderkant van treinen met de biologisch afbreekbare stof glycol.
Door deze ‘anti-icing’ kan sneeuw zich een aantal weken moeilijk hechten. We hebben diverse anti-icing-installaties, verspreid door het land.
Sneeuw- en storingsploegen
Bij winters weer heeft ProRail tientallen sneeuw- en storingsploegen klaar staan. De sneeuwploegen houden het spoor en de wissels zoveel mogelijk ijs- en sneeuwvrij. Is er toch sprake van een storing of defecte wissel? Dan verhelpt de storingsploeg het probleem zo snel mogelijk.
IJzel en rijp
Vorst kan samen met mist en weinig wind leiden tot rijp op de bovenleiding. Daarnaast kan ijzel zorgen voor ijsgroei aan de bovenleiding. Rijp en ijsvorming op de bovenleiding veroorzaken slijtage van de stroomafnemer op de trein en vermindert zo het contact. In het ergste geval krijgt de trein geen stroom en kan hij niet rijden. Om een te hinderlijke aangroei van ijs te voorkomen, blijven we zoveel mogelijk rijden met (eventueel lege) treinen.